Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wijzigingswet Wet bodembescherming, enz. (beleid inzake bodemsaneringen)

 

Artikel II
1
Op saneringsplannen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel H, van deze wet blijft artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming van toepassing zoals dat gold voor dit tijdstip.
2
Op een sanering of een fase van de sanering als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming die is uitgevoerd voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel I, van deze wet, zijn de artikelen 39c, 39d en 39e van de Wet bodembescherming niet van toepassing. Op deze gevallen blijven de regels van toepassing die voor genoemd tijdstip door provinciale staten zijn gesteld met betrekking tot de onderwerpen die in genoemde artikelen zijn geregeld.
3
Beschikkingen die zijn gegeven krachtens artikel 29 juncto 37 van de Wet bodembescherming, zoals die artikelen golden voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet blijven van kracht. Deze beschikkingen worden voor de toepassing van de Wet bodembescherming gelijkgesteld met beschikkingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet bodembescherming met dien verstande dat de vaststelling dat sprake is van urgentie om het betrokken geval te saneren, wordt gelijkgesteld met de vaststelling dat spoedige sanering noodzakelijk is. Indien in een gegeven beschikking een tijdstip is vastgesteld met betrekking tot de aanvang van de sanering dat ligt ten minste vier jaar na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel F, van deze wet kan degene tot wie die beschikking is gericht het bestuursorgaan dat tot het verlenen van beschikkingen als bedoeld in artikel 37 van de Wet bodembescherming bevoegd is, verzoeken om wijziging van de gegeven beschikking voor wat betreft de daarin genoemde saneringsverplichting. Het verzoek wordt gedaan ten minste een jaar voor het verstrijken van het bedoelde tijdstip. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op het verzoek binnen de termijn, bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Wet bodembescherming, met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens artikel 37 van de Wet bodembescherming.
4
Voor zover bij de voorbereiding of uitvoering van een programma als bedoeld in artikel 76c, eerste lid, van de Wet bodembescherming, voor de inwerkingtreding van dat artikel, verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot gevallen waarvoor op grond van de artikelen 79 en 81 van de Wet bodembescherming, een bijdrage van de gemeente of provincie gevraagd kon worden, blijven voor die gevallen de artikelen 79 en 81 van de Wet bodembescherming, zoals die golden voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel II, van deze wet, van toepassing.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •